Elke zondag van de vastentijd heeft zijn naam. Bekendste is
de vijfde: Zwarte- of Doodszondag. Al in de 14e eeuw was met deze dag een ritueel afscheid
van winter, dood en verval verbonden. In de landstreken Valassko, Hornácko (Moravië),
Ceskomoravská, Vrchovina (Tsjechisch-Moravische Hooglanden), Chodsko of Blata
(Zuidwest-/Zuid-Bohemen) kun je nog elk jaar jongens en meisjes met een stropop aan een
stok door de dorpsstraten zien lopen. De pop staat voor de winter en wordt na de optocht
buiten het dorp verbrand of verdronken.De laatste vier dagen voor Pasen hoor je tegen de
avond kleppers en ratels in plaats van klokken. In de huizen van het Moravische Podluzí
versiert men ramen, portalen en stoep met voorjaarsbloemen, die met zeep, kalk of zand
getekend worden. Zo'n stuk zeep schrijft perfect op glas!
Voorjaar en voornamelijk Pasen zijn gelegenheden bij uitstek om in feestelijke
klederdracht naar buiten te gaan. Althans in de streken waar volkstraditie nog hoog
aangeschreven staat. Waar vrouwen de winterse avonden met borduren doorbrengen. De
geborduurde klederdracht is prachtig. Ieder dorp heeft eigen traditionele motieven. Een
rijk borduursel is voornamelijk op de vrouwenklederdracht van Kyjov, Blatnice en Vlcnov
(Zuid-Moravië) te zien. In Zuid-Bohemen (Veselá of Sobeslav Blata) vind je eveneens mooi
geborduurde versieringen. Klederdracht van Domazlice (Zuidwest-Bohemen, Chodsko) verschilt
sterk van de andere. Net als Chodse volksmuziek, waarbij een doedelzak voor een bijzondere
melodie zorgt.
Op paasmaandag wordt in het hele land een roe van wilgtwijgen 'gebruikt' en versierde
eieren uitgedeeld. Mooi versierde paaseieren zijn vaak ook op de markt verkrijgbaar. Optocht
der koningen
Het voornaamste folkloristische lentefeest is de Optocht van Koningen. Waar anders dan in
de folkloristische streek bij uitstek: Slovácko en Haná (West-Zuid-Moravië). Hluk,
Skoronice, Kyjov en vooral Vlcnov (dit jaar van 28 tot 30 mei) zijn plaatsen, waar de
komst van de legendarische koning Jecmíínek elk jaar herdacht wordt.
Koning Jecmínek (Gerstje) heeft voor zijn goede daden van de heerser van het dodenrijk
toestemming gekregen om elk jaar voor veertig dagen naar zijn land terug te keren. De
veertig mooiste dagen van het jaar mag hij in zijn land doorbrengen. Maar onder één
voorwaarde: hij mag tijdens zijn aardse verblijf nooit en te nimmer één woord zeggen.
Dit volksfeest stamt nog uit voorchristelijke tijden. Eén ding is in de loop van de tien
eeuwen niet veranderd: het einde van mei en de hele maand juni is een betoverende tijd
gebleven. De natuur staat volledig in bloei.
De koning rijdt aan het hoofd van de koninklijke stoet in rijk versierde
vrouwenklederdracht. Hij houdt een witte roos tussen zijn lippen. Zijn gevolg zit op
versierde paarden, ook in klederdracht. Prachtig schouwspel vol vreugde; de mooiste tijd
is aangebroken!
Volksmuziek en -dans
Geen feest voldoet zonder muziek en dans. Bij een volksfeest hoort volksmuziek. Aan
folkloristische ensembles hadden Bohemen en Moravië nooit gebrek. Veel prachtige
volksliederen vragen om gezongen te worden. Als het niet lukt om van bovengenoemde
festiviteiten getuige te zijn, kun je altijd nog een van de talrijke folksmuziekfestivals
bezoeken.

|